0.1 Leven met Zijn veelbelovende namen
1. NAMEN DIE ONS MEENEMEN
Namen zijn meer dan cijfers. Een cijfer telt en wijst aan, maar geeft geen geschiedenis. Dit is anders bij namen. Zij vertellen een verhaal, beloven of dreigen. Namen hebben de ogen van een persoon: zij dwingen je om je houding te bepalen.
Dit geldt bij mensen. Hoeveel te meer geldt het bij de namen van God. Zij maken Hem bekend die wij niet zien en die wij vaak ook niet meer spontaan herkennen in zijn werken. Gelukkig maar dat Hij ons zijn naam vanuit de hemel en vanaf de Horeb heeft bekendgemaakt.
Zijn namen zijn voor ons zelfs zichtbaar geworden in de verschijning van onze Here Jezus Christus. Hij draagt de veelbelovende namen van God, de wereldredder. Hij heet Verlosser van de mensheid en Hij toont op aarde het te zijn. Hij heet Schepper van de wereld en Hij laat dit in Palestina verlossend zien. Hij heet Wereldkoning en Hij blijkt het nu al eeuwen te wezen. Hij is het die ons de Vader doet zien!
Zijn veelbelovende namen leiden ons binnen in Gods geschiedenis met deze wereld. Het zijn de nieuwe namen voor het Nieuw Verbond. We mogen ze niet tijdloos gebruiken. Deze namen hebben de ogen van een Persoon: ze dwingen ons om onze houding te bepalen. Hoe nemen wij zelf onze plaats in binnen die geschiedenis van gisteren en morgen en van de Dag die nadert?
2. NIET ACHTERBLIJVEN MET JEZELF
Aan het slot van module 6 hebben we de taal van de veelbelovende namen vergeleken met de mentaliteit die in het Westerse christendom momenteel nogal overheersend is.
Kunt u mij nog een keer vertellen wat u daar precies over heeft gezegd?
Tegenwoordig heerst in onze omgeving een ahistorische mentaliteit. Niet de inhoud en de geschiedenis van het geloof staan in het centrum van de aandacht, maar de beleving en het gevoel. Hoe ervaar ik het? Wat betekent geloof voor mij? En voor jou? Laten wij het elkaar vertellen en ons aan elkaars positieve levenshouding optrekken!
Hierin is iets goeds: geloof kan niet zonder gevoel en is nooit zonder ervaring. En het delen van die ervaring kan bemoedigen. De vraag is echter of dat geloof wel gevoed wordt vanuit de geschiedenis van God en de betekenis van zijn namen. Psalm 78 spoort elke generatie aan om de geschiedenis van Gods daden door te vertellen. Als ouders aan kinderen. In die psalm komen onze namen en onze gevoelens niet voor. De psalm loopt uit op David. En toch is die psalm wel voor ons bedoeld. Ze zet ons op onze plaats in de lange geschiedenis die al aan ons voorafging. Ze bepaalt ons erbij dat ons eigen geloofsgevoel zijn voeding in de eerste plaats moet halen uit de bronnen van Gods werken en van zijn beloften.
Wanneer een christen achterblijft in zijn eigen tijd en zich daarin opsluit, vereenzaamt hij of zij al snel. Juist de veelbelovende namen van onze Heiland kunnen ons doen opzien naar Hem die was en die is en die komt. Psalmen van vroeger worden onze opwekking nu.
3. BELOFTEVOL EN DUS UITNODIGEND
Veelbelovende namen zijn iets anders dan een veelbelovend programma voor een concert. In de concertzaal ga je zitten afwachten hoe het veelbelovende programma voor je zal worden uitgevoerd. Maar de veelbelovende namen van onze Heiland nodigen ons uit om te geloven, om te bidden en te vasten, om te waken, om te hopen en om ons alvast te oefenen in een hemels leven.
Soms, in preken, valt me op dat belofte en werkelijkheid door elkaar worden gehaspeld. Alsof "iedereen" in de kerk die belofte gelooft (een vorm van verbondsautomatisme).
Graag iets meer over belofte en de respons die van mij en de gemeente door de Heere wordt verwacht. Hoe gaan we gelovig om met al de beloften die we hebben gekregen?
De naam Jezus bevat een belofte: Hij bevrijdt van zonden. Die belofte nodigt je uit om deze Heiland te zoeken, te geloven, te volgen en lief te hebben. Om met Simon Petrus te zeggen: `Naar wie zouden we moeten gaan, Heer? U spreekt woorden die eeuwig leven geven en ik geloof en weet dat U de Heilige van God bent’ (Joh.6,68-69). Het evangelie bevat geen mededelingen over algemene amnestie, maar het stelt ons de Goede Herder voor. Naar zijn stem moeten we leren luisteren. Alleen bij Hem zijn we veilig. En we moeten onszelf ook onderzoeken of we wel levend zijn in dat geloof, want een verwaarloosde belofte keert zich verschrikkelijk tegen je. Paulus schrijft het in een eigenhandig PS nog snel aan het eind van zijn brief aan de Korintiërs: `Als iemand de Heer niet liefheeft, - hij zij vervloekt!’ (1 Kor.16,21). En aan het einde van zijn tweede brief komt hij daar op terug wanneer hij schrijft: `Onderzoek bij uzelf of u vast op God vertrouwt, stel uzelf op de proef. U weet toch van uzelf dat Jezus Christus in u is? Als dat niet zo is, dan hebt u de proef niet doorstaan’ (2 Kor.13,5). Beloften zijn geen geruststellende mededelingen: het zijn rustgevende uitnodigingen!
4. VERBONDEN MET (DE NAAM VAN) ONZE GOD
In het Oude Testament heeft onze God zich aan Mozes en aan heel Israël bekend gemaakt met een eigen naam: JHVH. Die naam kwam nergens voor in de godenwereld van die dagen: het was de unieke naam waarmee God zich aan Abrahams nageslacht bekend maakte.
Vaak wordt dit de `verbondsnaam’ genoemd. Maar dan rijst een vraag:
Vaak wordt dit de `verbondsnaam’ genoemd. Maar dan rijst een vraag:
De naam HEER vonden we zo mooi als Verbondsnaam...ging die verloren in het NT?
De vraag is begrijpelijk, want in het Griekse Nieuwe Testament en dus ook in onze vertalingen vinden we de naam JHVH nergens. Die wordt (evenals in de oudere Griekse vertaling van het Oude Testament) weergegeven met het meer algemene woord `Heer’ (kurios). Toch is dit geen verlies. De verbondenheid van onze God met zijn volk ligt allereerst besloten in zijn beloften en wegwijzingen. Vanwege die unieke verbondenheid klinken ook zijn namen als `verbondsnamen’. Bij de Horeb richt God zich tot het volk als `uw God’: door dat `uw’ wordt de meer algemene naam `God’ voor dit volk een naam van verbondenheid. JHVH is onze God! En dit blijft in het Nieuwe Testament, waar Tomas tot Jezus zegt: `mijn Heer en mijn God’. Het is de innige verbondenheid van de gevonden leerling met de zoekende Meester die alle namen nu hun klank geeft. Zonder die verbondenheid klinken die namen als schel metaal in de mond van hen die wel zeggen `Here, Here’ maar die niet worden gekend door de Meester (Mt.7,22-23).
5. GODS NAMEN ZIJN VOOR ONS GENOEG
De namen waarmee onze God zich bekend maakt, ook de namen van zijn Zoon, zijn bedoeld om Hem aan te roepen en te belijden. Ze zijn niet bedoeld als uitputtende beschrijving van onze God. Hij is veel hoger dan onze gedachten. Hij bewoont een ontoegankelijk licht. Zijn goddelijke werkelijkheid is te hoog om in menselijke woorden te kunnen worden uitgedrukt. Vaak worden er beelden gebruikt wanneer het gaat over de onzichtbare werkelijkheid. Gods namen zijn dan ook niet gegeven om Hem te kunnen omsluiten met ons verstand.
Dit betekent wel, dat we voor Gods aangezicht als bidders veel vragen kunnen overhouden waarop het antwoord niet in woorden en formules is te vangen. De concilies die in de eerste eeuwen probeerden de namen van God in belijdenissen te verwoorden, kwamen dan ook vaak niet verder dan te zeggen hoe het niet is. We weten genoeg om allerlei dwalingen te kunnen afwijzen, maar dat betekent nog niet dat wij de waarheid kunnen vangen in afdoende omschrijvingen. We blijven binnen mensenmaat en komen niet aan de goddelijke kennis toe. Zoals Paulus schrijft (1 Kor.2,9-11):
Dit betekent wel, dat we voor Gods aangezicht als bidders veel vragen kunnen overhouden waarop het antwoord niet in woorden en formules is te vangen. De concilies die in de eerste eeuwen probeerden de namen van God in belijdenissen te verwoorden, kwamen dan ook vaak niet verder dan te zeggen hoe het niet is. We weten genoeg om allerlei dwalingen te kunnen afwijzen, maar dat betekent nog niet dat wij de waarheid kunnen vangen in afdoende omschrijvingen. We blijven binnen mensenmaat en komen niet aan de goddelijke kennis toe. Zoals Paulus schrijft (1 Kor.2,9-11):
Maar het is zoals geschreven staat: ‘Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie hem liefheeft.’ God heeft ons dit geopenbaard door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God. Wie is in staat de mens te kennen, behalve de geest van de mens? Zo is alleen de Geest van God in staat om God te kennen.
In module 6 kwam de menswording van het Woord ter sprake en ook de goddelijkheid van Jezus op aarde. Beide zien we heel duidelijk in de evangeliën. Christus die de storm met een woord tot zwijgen brengt, maar die ook in angsten is in Getsemané. Hoe dit kan samengaan in één persoon, is voor ons te moeilijk om te begrijpen. Jezus Christus is uniek. Zijn namen maken ons gelukkig: Hij is de zoon van de mens, onze broeder en Hij is de Zoon van God, onze schepper. Hoe veilig is dit voor ons! Het leert ons zeggen: `Mijn Heer en mijn God’. Maar omdat het mysterie van zijn verschijning in geen mensenhart was opgekomen, moeten we er ook tevreden mee zijn, dat zijn Werkelijkheid ons begrip te boven gaat. Juist daardoor hebben wij aan Hem meer dan aan alle mensen om ons heen en aan alles dat wij kunnen zien en kunnen onderzoeken en begrijpen.
N.a.v.Filipp. 2 en de gehoorzaamheid van de Here Jezus aan Zijn Vader, veronderstel ik dat Adam , en de Here Jezus naar zijn menselijke natuur, voor hetzelfde dilemma stonden wat betreft de verzoeking tot zondigen om voedsel. (Met dit grote verschil dat Adam verzadigd was met voedsel en de Here Jezus bijna omviel van de honger!). Dit wordt mij bestreden omdat de Here Jezus ook God was, dus zou het voor Hem iets gemakkelijker zijn.
Mijn vraag is: “hoe moet ik naar de menselijke natuur van de Here Jezus kijken?
Wanneer wij de echtheid van Jezus’ verzoeking willen verkleinen door een beroep op zijn godheid, doen wij tekort aan de werkelijkheid. En wanneer wij de echtheid van zijn godheid zouden willen verkleinen door te wijzen op zijn kwetsbaarheid in Getsemane, doen wij ook tekort aan zijn werkelijkheid. We kunnen wel zeggen dat onze Heiland zijn goddelijkheid op aarde voor anderen heeft ingezet, maar niet voor zichzelf. En dat is ontroerend! Laat ons verstand dan maar even verbaasd blijven!
In de bijbel lezen we dat Stefanus de Here Jezus ziet aan de rechterhand van God. Handelingen 7. Ook ziet Johannes in zijn visioen het Lam op de berg Sion, Openbaring 14. Ik heb geleerd en lees in art. 11 N.G.B. dat de Heilige Geest ook God is net als de Vader en de Zoon en van éénzelfde wezen is.
Mijn vraag is : ik kom er een beetje van in de war als het over éénzelfde wezen gaat, hoe kan Stefanus dan de Here Jezus zien staan naast God de Vader?
Drie namen: Vader, Zoon, Heilige Geest. Toch één God! Het woord Drie-eenheid duidt dit aan, maar verklaart het niet. En dan is er wat de Zoon betreft, onderscheid tussen het Woord dat van eeuwigheid bij de Vader is en Jezus die geboren werd uit de maagd Maria. Twee namen: toch één Middelaar! Kom je er van in de war? Ja, je verstand staat erbij stil. Dat zegt iets over ons verstand: het heeft een grens bereikt. Het zegt niets over de namen van God: zij overstijgen onze grens. Ik denk niet dat Stefanus toen hij voor het sanhedrin was gesleurd hier erg mee bezig was. Ze pakten al stenen op om hem te doden. De Meester was niet meer op aarde, verdwenen achter een wolk. En dan opeens scheurt de hemel open en aanschouwt hij zijn Meester. Hij haalt diep adem en laat de stenen komen. Daar ging het om: Stefanus raakte niet in de war, hij bad voor zijn vijanden. En de Heer ontving zijn geest! Zo stierf hij als een gezegende in Jezus’ naam: gelukkig hoefde hij niet alles te begrijpen om zalig te sterven en nu bij zijn Meester te leven. Misschien zou hij inmiddels iets meer kunnen zeggen over onze vragen dan wij, maar dat is voor ons blijkbaar niet nodig. De namen van onze Heiland zijn ook voor ons genoeg om net als de getuige Stefanus te overwinnen!