01.3 Duurt het begin van het evangelie tot het Einde? (Mc.16,15-18; Mt.24,14)
Bij het luisteren naar de woorden van onze Heiland is het belangrijk om er op te letten tot wie ze gesproken zijn. Wij luisteren mee in de bijbel, maar dit betekent nog niet dat elk woord ook rechtstreeks tot ons is gesproken.
Soms is dat direct duidelijk, maar soms is het nog niet zo gemakkelijk om de reikwijdte van Jezus’ opdrachten aan te geven.
Zo heeft onze Heiland vlak voor zijn hemelvaart zijn leerlingen opgedragen om heen te gaan en het evangelie te verkondigen in de gehele wereld (Mt.28,19-20; Mc.16,15-18). Geldt die opdracht ook vandaag nog in deze vorm? Inbegrepen de belofte van wonderen en tekenen die deze prediking zullen volgen?
*
Voor het antwoord op deze vragen, is het belangrijk om te letten op het geheel van Marcus’ boek. Tot en met hoofdstuk 16 spreekt deze evangelieschrijver over het begin van het evangelie (1,1). Zo begon het en zo kwam het evangelie naar Rome, waar de eerste lezers van Het Begin van het Evangelie waarschijnlijk woonden. Ook hoofdstuk 16 hoort bij dit begin!
De opdrachten en beloften van Marcus 16,15-18 worden dan ook aansluitend vervuld met het heengaan van de uiteindelijk tot geloof gekomen apostelen. Zij gaan heen om overal te prediken en hun handen mogen de beloofde wonderen en tekenen verrichten: die vergezellen hen op hun wegen. Ook deze vervulling beschrijft Marcus. Hij sluit daarmee af in 16,20!
Zo vertelt Marcus van begin tot eind hoe het begon. Het begon met evangelieprediking wereldwijd, gepaard met vele wonderen en tekenen (zie het boek Handelingen als invulling voor Marcus 16,20). Hoe het later verder zal gaan met de tot geloof gekomen christenen, daarover gaat het niet in Marcus 16. Daarvoor hebben we bijvoorbeeld de brieven.
Laten we Petrus als voorbeeld nemen: hij was één van de mensen die mochten heengaan om overal het goede nieuws te brengen. Dit bracht hem naar het Oosten tot in Babylon en later naar het Westen tot in Rome. Onvoorstelbaar voor een visser uit Galilea! En dan is het interessant wat hij later aan christenen schrijft in zijn twee brieven. Vinden we daar de opdracht herhaald aan hun adres? Schrijft Petrus dat de gelovigen op hun beurt moeten `heengaan en alle volken het evangelie preken’? Je vindt dat nergens. Maar Petrus heeft voor die christenen wel een opdracht die in het verlengde ligt van zijn eigen taak. Ze mogen een koninkrijk van priesters zijn, om te verkondigen de grote daden van Hem die hen uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderlijk licht (1 Petrus 2,9). Ze moeten te midden van de ongelovigen een goed leven leiden (1 Petrus 2,12). Met andere woorden: terwijl de apostelen allemaal op reis werden gestuurd, mogen de christenen thuis blijven. Bij hun man of vrouw, bij hun heer, bij hun buren. Wie de beide brieven van Petrus rustig doorleest, zal er veel in vinden over de opdracht aan christenen om leesbare brieven te zijn van Christus, maar hij zal er nergens de begin-opdracht aan Petrus zelf terugvinden om heen te gaan en aan alle volken te prediken. Het vervolg ligt wel in de lijn van het begin, maar is geen kopie van dat begin. Zo kan de HERE ook in latere tijden sommige mensen bijzondere mogelijkheden geven om als verkondiger voor bepaalde groepen of stammen op te treden. En de Here kan ook dan, wanneer het Hem behaagt, wonderen en tekenen geven. Gods gaven zijn aan geen begin gebonden! Dit betekent echter nog niet dat de opdrachten en beloften die aan de apostelen vlak voor de hemelvaart gegeven zijn nog onveranderd zouden gelden voor iedere latere gemeente en iedere toekomstige christen.
*
Maar hoe past daarbij nu het woord van de Heiland in Matteüs 24,14. Daar zegt Hij: `Pas als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen’. Betekent dit niet, dat de verkondiging aan alle volken door moet gaan tot aan het einde? Met andere woorden: duurt het Begin toch niet tot het Einde?
Voor een goed begrip van dit woord moeten we ons verplaatsen naar de tijd dat de Here Jezus deze woorden sprak. Zijn sterven stond voor de deur. De vijandschap was groot onder de leiders. De gunst van het volk was wispelturig. Eigenlijk bleven de leerlingen uiteindelijk met Jezus alleen achter. Maar zij verwachtten dat Hij toch het koninkrijk zou brengen en dat zij daar binnenkort de eerste plaatsen zouden innemen.
In zijn toespraak maakt Jezus dan duidelijk dat dit niet zo is. Er komen tijden van nood en vervolging. Het is nog niet toe aan het verlossende Einde en het rijk van God zal nog niet onmiddellijk komen. Sterker nog: de leerlingen moeten eerst nog het evangelie overal gaan verkondigen, te midden van lijden en misleiding. Pas daarna komt het einde.
Het eerste dat hier opvalt, is het volstrekt onwaarschijnlijke van deze woorden op dat moment. De leerlingen zijn overgebleven met een handjevol en ze worden tegen de muur gedrukt. Wie denkt er dan aan wereldwijde prediking? Onvoorstelbaar! Het zijn woorden die ver buiten de voorstellingswereld vallen van de leerlingen. Toch zullen ze in vervulling gaan.
En komt dan het einde? Nee, de bedoeling van Jezus is hier niet om te zeggen wanneer het einde komt, maar wanneer het NIET komt. Het komt niet nu. Eerst moet het evangelie tot ver buiten Palestina verkondigd worden. Pas daarna komt het. Direct? Dat staat hier niet. Je kunt daar op grond van deze tekst dan ook weinig over zeggen. De tekst wijst op een reis naar een verre horizon. Die reis komt eerst voor de leerlingen. Eerder komt het einde niet! En hoeveel ruimte er nog is achter die horizon, weten ze op dat moment niet.
Wanneer wij deze woorden horen, zien we dat het zo ook is gebeurd. De apostelen hebben overal gepredikt (slechts een gedeelte vinden we beschreven in Handelingen). De apostelen zijn daarna in de hemel opgenomen. Kwam toen het einde? Toch nog niet. Zal het einde nu dan wel spoedig komen? We weten dat niet. Wij kunnen Jezus’ woord uit Matteüs 24 niet gebruiken als een uitspraak om de tijd van het einde te vinden. Alsof we elke keer weer moeten kijken of er nog ergens een gebied is waar het evangelie nog nooit in heden of verleden is geweest. Wij weten zelfs niet eens hoe God precies de gebieden en de volken telt. We kunnen beter onze hoofden opheffen en uitzien. Het evangelie werd uitgedragen in de hele wereld door de apostelen: wij verwachten nu de komst van de Meester. En in de onvoorzien lange wachttijd weten we wat ons als christenen te doen staat in onze vreemdelingschap. En we bidden om wijsheid om de gelegenheden te benutten die de Here ons wil geven voor het getuigen van Hem.
Matteüs 24,14 handelt niet over onze opdrachten, maar over de taak van de apostelen. Tegen alle verwachting in zullen ze nog de wereld moeten intrekken voordat het einde komt.
*
Bij het meeluisteren naar de woorden van Jezus tot de apostelen, zowel voor zijn sterven als na zijn opstanding, is het belangrijk om steeds goed te letten op het perspectief van zijn uitspraken op dat moment. En om rekening te houden met de situatie van de eerst aangesprokenen. Zo leren we onderscheiden tussen Begin en Vervolg op de weg naar het Einde. De stadia en perioden verschillen, maar het is wel één Geest die de apostelen en ons leidt op heel deze weg!